Serie: De energietransitie uitgelegd
Inleiding: een ambitieuze stip op de horizon
Nederland richtte zich tot voor kort op 50 gigawatt (GW)* offshore wind tegen 2040–2050. Maar hoe is dat getal tot stand gekomen? En hoe verhoudt zich dit tot de bouw van de bijbehorende kabels, platforms en aansluitingen? In dit artikel leggen we uit hoe deze ambitie is bepaald – én wat er nodig is om deze ambitie ook waar te maken.
*Kamerbrief 16-07-2025 MinKGG waarbij ambitie naar beneden is bijgesteld (minimaal 30GW in 2040).
De onderbouwing van 50 GW
Klimaatdoelen en toekomstige stroomvraag
Om in 2050 een CO₂-neutrale economie te realiseren, zal de Nederlandse elektriciteitsvraag volgens het PBL en TenneT naar schatting oplopen tot 250–300 TWh per jaar. Ter vergelijking: op dit moment is dat ongeveer 120 TWh per jaar.
Ruimtelijk potentieel in de Noordzee en ecologische balans
In een analyse concludeert het ministerie van EZK dat er ruimte is voor 50–60 GW windvermogen, zonder conflicten met natuur, visserij, defensie of scheepvaart (Ontwikkelkader WoZ). Ruimtelijke en ecologische afwegingen zijn een integraal onderdeel van elke stap in de planning – van kavelselectie tot vergunningverlening en monitoring. Zo wordt bij elk windpark een milieueffectrapportage (MER) uitgevoerd, en is er blijvende aandacht voor het beschermen van zeezoogdieren, visstanden en de leefomgeving van vogels.
Europese afstemming en internationale vergelijking
De doelstelling van 50 GW sluit aan op het Europese doel van 300 GW offshore wind in 2050. Met 50 GW neemt Nederland een ambitieus aandeel in de gezamenlijke energietransitie (rijksoverheid.nl).
Internationaal perspectief: Ter vergelijking: het Verenigd Koninkrijk mikt op 50 GW offshore wind in 2030, Duitsland streeft naar 30 GW in 2030 en 40 GW in 2035, en Denemarken mikt op meer dan 20 GW in 2050. Nederland positioneert zich hiermee in de Europese kopgroep.
Doorrekening en beleidsontwikkeling
In de Kamerbrief “Windenergie op zee 2030–2050” (sept. 2022) en de Routekaart Windenergie op Zee is 50 GW benoemd als ambitie, gebaseerd op modellen zoals die van het PBL (KEV) en scenario’s van TenneT (MinKGG).
Industrieel perspectief: ‘In een wereld van toenemende geopolitieke spanningen en stijgende energiekosten bieden de Nederlandse Noordzee en de verduurzaming van onze industrie een unieke kans om de economie te versterken, onze strategische onafhankelijkheid te verbeteren en de energietransitie kostenefficiënt te versnellen.” Dit sentiment wordt breed gedeeld door sectoren als staal en waterstofproductie, die hun investeringen steeds meer laten afhangen van de mate van langjarige zekerheid over zowel de energieprijs als de beschikbaarheid van netcapaciteit (brief VNO-NCW e.a.).
Beleidskeuze: ambitie versus haalbaarheid
De ambitie voor 50 GW is bewust gekozen als “ruimtemakend” scenario: als Nederland niet nu ruimte reserveert, vergunningen regelt en infrastructuur voorbereidt, dreigt later een tekort dat niet meer in te halen is. Tegelijkertijd was en is duidelijk dat 50 GW een ambitieuze bovengrens vormt, afhankelijk van de technische, ruimtelijke en maatschappelijke haalbaarheid.
Infrastructuur: onmisbare voorwaarde
Beleid: infrastructuur wordt mee gepland
TenneT en het ministerie werken sinds 2022 samen aan net-op-zeeplanning met kabels, platforms en aansluitingen. Elk windpark mag pas definitief worden gepland als een infrastructuurtraject is gewaarborgd (MinEZK). De investeringskosten voor alleen het net op zee (exclusief windturbines) lopen op tot tientallen miljarden euro’s richting 2050.
Maatschappelijk perspectief: De kosten voor deze infrastructuur worden deels gedragen via de elektriciteitsrekening van burgers en bedrijven, en deels via overheidsinvesteringen. Dit maakt transparantie over keuzes, tempo en bekostiging van groot belang voor draagvlak.
Praktijk: knelpunten blijven zichtbaar
De realisatie van infrastructuur blijkt keer op keer net zo complex als het plaatsen van turbines. Voorbeeld: IJmuiden Ver werd uitgesteld, onder meer door de planning van de netaansluiting én als gevolg van stijgende kosten en veranderende marktcondities (MinEZK).
Ook in andere landen zien we dit terug: het VK moest enkele grote projecten opnieuw faseren, Duitsland ervaart bottlenecks rond aansluiting en transportcapaciteit.
WIN-Plan en recente beleidswijzigingen: gefaseerde infrastructuurplanning
Het Windenergie Infrastructuurplan Noordzee (WIN, 2025) kiest voor een adaptieve aanpak: eerst infrastructuur voor minimaal 30 GW, met voorbereidingen voor uitbreiding naar 40–50 GW (rijksoverheid.nl).
Actualisatie op basis van de Kamerbrief van 16 juli 2025 (MinKGG):
- De overheid kiest nu voor een bandbreedte van 30 tot 40 GW als realistisch streefdoel voor 2040, in plaats van het eerdere maximum van 50 GW.
- Het plan benoemt expliciet dat maximaal 4 GW per jaar aan nieuwe capaciteit kan worden aangelegd, met een uitzondering van 5 GW in 2026.
- Er komt een jaarlijkse evaluatie: elk jaar wordt beoordeeld of opschaling of juist vertraging nodig is, afhankelijk van technologische, markt- en ruimtelijke ontwikkelingen.
- Waterstofproductie op zee wordt steeds belangrijker gezien als aanvulling op het energiesysteem, maar vraagt om extra afstemming met infrastructuurplanning.
Door nu al ruimte en tracés te reserveren, kunnen knelpunten tijdig worden gesignaleerd en opgelost.
Blijvende uitdagingen
Infrastructurele leveringsketenproblemen (schepen, componenten, vergunningen) en tijdrovende procedures blijven een bottleneck – zowel op zee als aan land (MinKGG, MinKGG). De maatschappelijke kosten lopen op als infrastructuur en windparkbouw niet synchroon verlopen, en het risico bestaat dat industrie, banen en innovatie naar het buitenland vertrekken als Nederland te traag schakelt.
Waarom fasegewijze afstemming zo cruciaal is
- Een windpark zonder aansluiting leidt tot stilstand, extra kosten, en kan het beleid ondermijnen.
- Een te traag groeiend net betekent misgelopen kansen voor de industrie en verduurzaming.
- Nederland ontwerpt het systeem op basis van de piekbelasting; deze bepalen de schaal van infrastructuur en de robuustheid van de markten (MinEZK).
- Internationaal strategisch kader: In landen als Duitsland, het VK en Denemarken wordt de koppeling van windambitie en infrastructuur als sleutel gezien voor economisch succes en energie-onafhankelijkheid. Nederland moet deze les ter harte nemen.
Conclusie: ambitie, realisme en urgentie
De keuze voor 50 GW wind op zee is gebaseerd op realistische analyses van energievraag, ruimte, EU-samenhang en modelberekeningen. De ambitie is groot, maar wordt inmiddels genuanceerd door de praktijk en de laatste Kamerbrief van juli 2025.
Tegelijkertijd blijkt infrastructuur minstens zo belangrijk als turbines. De komende impuls richting 30–40 GW moet gepaard gaan met concrete investeringen en fasering in kabels, platforms, landaanlanding en netverzwaring.
Doe je dat niet, dan komt de ambitie in gevaar – en dreigt Nederland ingehaald te worden door koplopers en lekken investeringen weg naar het buitenland.
Het WIN-plan biedt een solide raamwerk, maar de uitvoering wordt nu bepalend om de ambitie te kunnen realiseren.
Bronnen
- MinEZK – Rijksstructuurvisie (2022)
- MinKGG – Kamerbrief Windenergie Infrastructuurplan Noordzee (WIN – 2025) – Update: kamerbrief 16 juli 2025
- RVO – Routekaart Windenergie op Zee (2025)
- MinKGG – Ontwikkelkader windenergie op zee (2025)
- IBO – bekostiging electriciteitsinfrastructuur
- TenneT – position paper wind op zee (2025)
- PBL – Klimaat en energieverkenning 2024 (KEV)
